Gedeelde zorg.

Over hoe het delen van zorg, een gezin kan ontlasten en ruimte kan creëren voor herwonnen energie.

We zoeken, vragen, praten, denken en schrijven.
Beklimmen bergen, storten neer in diepe dalen.
Samen sleuren we, die rugzak van jou.
Nog steeds samen.

Dagen vol vreugde, stappen vooruit.
Dagen vol tranen, twee achteruit.
Een luisterend oor, een helpende hand.
Babbels bij maanlicht, bedankt lieve jij.
Die gouden tip, kwam precies op tijd.

Sinds de komst van L. heb ik een schrift. Een lichtroze schrift, met gouden letters op de kaft. Bij een belangrijk gesprek in verband met onze pleegdochter, heb ik dat schrift bij. In het begin, was dat vier keer per jaar, als de pleegzorgbegeleider langskwam. Dat werd al snel één keer per maand, na telefonisch verslag van de bezoeken. Intussen plakt het haast aan mijn hand met alle extra begeleiding die we hebben rond. L. Het schrift staat vol met theoretische achtergronden over hechtingsstoornissen, the window of tolerance, het topje van de ijsberg, sociaal emotionele ontwikkelingsachterstand, samenvattingen van lezingen door Peter Adriaenssens en ga zo maar door.

Intussen ben ik haast deskundige, vermoed ik. Kan dat? “Deskundige in het lezen over kinderen met een problematiek.” Bestaat daar een titel voor? Dan krijg ik die, dat staat vast. Artikels heb ik gelezen, boeken verslonden, lezingen beluisterd, documentaires bekeken. You name it, I frame it (bij wijze van spreken natuurlijk, ik ben dankbaar voor alle professionals rondom ons).

Alleen is er iets geks, lieve lezers. Al die theoretische achtergrond, hier in mijn hoofd, die helpt ons geen meter vooruit. Of toch, die helpt L. niet in het dagdagelijkse leven. Al die kennis tovert de problematiek niet weg, het creëert geen rust in ons gezin. “Go with the flow, zeggen mensen me.” Waar is die flow?

Tot die ene avond. Die ene avond op de school van onze kinderen, waar ik onlangs met een andere moeder zat te praten. Het was al laat, we zaten op een harde bank onder een boom, muggen vielen ons aan van links en van rechts. Maar het luisterende oor was van het type “kwaliteit A”. Een luisterend oor vol begrip, dat luisterde, maar ook meteen meedacht. Concrete tips gaf. Plots vielen de miraculeuze woorden “ken je gezinsondersteunende initiatieven”?

“Euh, watte?” En toen, toen veranderde ons leven. Zomaar, in één zin. Dat kan. Na drie jaar klimmen en dalen, hebben we gezocht naar gezinsondersteunende initiatieven waar kinderen af en toe naartoe kunnen om het gezin even wat ademruimte te geven. Intussen gaat L. op regelmatige basis naar Oranje en daar hebben zowel L. als wij met ons kerngezin veel deugd van. Het voelt goed om zuurstof te kunnen happen, om er daarna met bakken vol energie opnieuw tegenaan te gaan.

En deze is speciaal voor jullie, jullie die meelezen en ook wat ademruimte kunnen gebruiken: zorg delen, is zuurstof creëren. En weet dat, ook al is het niet eenvoudig en bots je hier en daar al eens op kritiek, je het volste recht hebt ook je eigen zuurstofniveau op peil te houden. Meer nog, het is zelfs je plicht. Want enkel zo, sta je er elke dag opnieuw.

De groeipot, belonen en motiveren.

Een tijd geleden ging ik op zoek naar een manier om onze dochters, die nog in de kleuterklas zitten, te kunnen motiveren en belonen bij bepaalde activiteiten. Het gaat niet om betalen voor taakjes, want daar ben ik persoonlijk niet zo’n voorstander van. Wel willen wij hen bepaalde waarden bijbrengen die we zelf heel belangrijk vinden: zelfbeheersing, geduld, vriendelijkheid en behulpzaam zijn. Deze karaktereigenschappen willen wij belonen. Daarnaast was het ook nodig om, zoals bij zoveel kleuters, een vorm van motivatie te vinden voor het proeven van nieuwe gerechten die op tafel komen.

En zo ontstond bij ons, “de groeipot”. Elk kind heeft er eentje. Daarnaast hebben we ook een pot met een heleboel houten schijfjes. Telkens als O of L een beloning of een motiverend duwtje in de rug heeft verdiend, gaat er een houten schijfje in hun groeipot. Voorlopig houden wij vol dat ze kunnen sparen tot er 50 schijven in hun pot zitten en hen dan te laten kiezen uit enkele activiteiten zoals: gaan zwemmen met één van ons, een ijsje gaan eten, een wandeling met één van ons enzoverder. Zo gaan er enkele weken over het spaarplan en leren ze om naar iets toe te werken. Als het op een te korte termijn wordt beloond met bvb een cadeautje uit de winkel, lijkt het ons teveel op een betaalsysteem. We willen hen net bijbrengen dat herinneringen boven spullen gaan (natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen en wij zijn verre van perfect, dus ook hier wordt – uitzonderlijk – wel eens gezondigd).

We zitten in een proefperiode, maar het werkt! Zelfs onze pleegdochter van 3 heeft het systeem door en is heel trots als er een schijfje in haar pot mag.

Wie het hardst roept.

Waarom wij zo hard roepen om de belangen van onze pleegdochter te beschermen? Waar zal ik beginnen. Als pleegouder is het samenwerken met een team, een team dat samen het beste wil voor onze pleegdochter. Dat klinkt mooi, maar is niet altijd eenvoudig omgezet in praktijk. Rekening houden met 5 verschillende partijen, die elk hun zegje mogen doen. Die 5 verschillende partijen hebben elk een heel eigen mening en de ene mening heeft – volgens een bepaalde hiërarchie – een meer doorslaggevende waarde dan de andere mening.

Wij zijn de derde plaats waar L. haar bedje klaarstaat. Intussen woont ze langer bij ons dan ze op elke andere plek heeft gewoond. L. begint ons te vertrouwen, we beginnen elkaar te kennen. En ik kan je verzekeren dat het heel wat geduld heeft gekost om haar vertrouwen te winnen. We zien haar openbloeien, haar lachen en springen als ze blij is, maar we zien haar ook dichtklappen ’s nachts, stampen en schreeuwen wanneer het weer eens teveel is. Daarom willen we haar beschermen. Teveel veranderingen rond haar wat afremmen. Alleen lijkt het soms alsof we heel hard moeten roepen om gehoord te worden.

Het team van begeleiders rond L. roept even hard en soms durven de meningen al eens te botsen. Nochtans kennen ze L. goed, naar het schijnt. Ze kennen “haar dossier” namelijk. Alleen lijkt dat dossier soms mee te doen aan de stoelendans. Het lot van de sociale sector?

We zijn empathisch aangelegd en kunnen ons echt wel verplaatsen in alle 5 meningen, maar ligt het aan mij, of zou het beter zijn dat de mensen die over L’s lot beslissen, haar wat beter leren kennen?
De persoon die de bezoeken ter plekke een tijd lang heeft begeleid, geeft de fakkel door. Deze nieuwe begeleider hebben we nog niet gezien, want de werkuren komen niet overeen met de geplande bezoeken. De jeugdconsulent geeft het dossier door aan zijn opvolger. De jeugdrechter krijgt een nieuw vakgebied toegewezen. Onze pleegzorgbegeleider doet echt ongelofelijk haar best om dit alles te coördineren, maar het kan voor haar toch ook niet evident zijn om de hele tijd nieuwe namen rond L. te zien opduiken.

Natuurlijk begrijpen we dat mensen veranderen van job, opklimmen, hun leven een nieuwe wending willen geven. Maar, moeten wij als pleeggezin daarom toekijken hoe L. over haar grenzen moet gaan? Moeten we aanvaarden dat een beslissing beter past in een dossier dan in L. haar hoofd? Zolang het nodig is, zullen wij daarom hard roepen. En ja, als sommige van die 5 partijen daarom vinden dat wij niet de makkelijkste zijn om mee samen te werken, dan heb ik dat er best voor over.

Als je…

Als je lang voor je tweede verjaardag al bij je derde thuis aankomt.
Als je niet weet of je je echte mama en papa snel zal terugzien.
Als je een meisje dat je niet kent, plots zus moet noemen, maar je eigenlijk bij je echte broers en zussen wil zijn.
Als een hele groep vreemden staat te popelen om je op te nemen in hun familie, maar jij je afvraagt waar jouw oma en opa plots zijn.

Als je alweer een nieuwe kamer krijgt.
Als het muziekje waarmee je in slaap valt, zomaar wordt vervangen.
Als je kleren naar een ander wasmiddel ruiken.
Als je gewoon bent van elke dag choco te eten en je plots gezond moet doen.
Als de zoveelste nieuwe handen jouw pamper willen verversen.
Als je echt heel moe bent, maar de slaap niet kunt vatten.

Als je je thuis begint te voelen en je durft blij te zijn, boos en triestig.
Als je eens weent en je niet meer kunt stoppen.
Als je pleegmama je wil troosten, maar niet weet wat jou kan troosten.
Als geen enkel opvoedkundig advies werkt voor jou, omdat jouw rugzakje een persoonlijke handleiding heeft.

Als je net het ritme van je pleeggezin begint te begrijpen en ze nemen jou plots mee op reis.
Als je pleegzus houdt van rust en stilte, maar jij de stilte haat.
Als het voelt alsof iedereen anders is, maar jij bent gewoon jij.
Als je niet zomaar lastig bent, maar het gewoon lastig hebt.

Als je je nu toch echt wel thuis begint te voelen en er is geen maar, of en.
Als je toch heel graag knuffelt met je pleegmama of op schoot zit bij hen.
Als je pleegzus voor jou eens luid doet en jij voor haar eens stil.
Als je pleegpapa mooi kan vertellen, het boekje dat jij wil.

Als je maar durft dromen, van rood, geel, groen en blauw,
want dat zijn de vier kleuren, waar jij nu echt van houdt.
Als je maar heel even, heel erg blij kijkt naar mij,
dan kan ik ermee leven, dat je ook vaak boos bent op wij.

De strijdbijl begraven.

“Ziet ze haar biologische ouders nog?” Een vraag die heel veel mensen ons stellen. Het antwoord? Ja, L. ziet haar biologische ouders nog. Het gaat om korte bezoekjes, telkens met enkele weken tussen. Ook haar andere broers en zussen zijn op deze bezoekjes aanwezig. Alle kuikentjes zijn dan telkens weer even samen onder moeders en vaders vleugels.

Of dat makkelijk is voor ons? Niet altijd, dat moeten we toegeven. Het leek heel logisch, vóór L. bij ons kwam wonen. Samen met de biologische ouders een bezoekregeling uitwerken, samen bouwen aan een toekomst, samen praten over onze wensen voor L. Kortom, samenwerken. Allemaal hetzelfde doel voor ogen: L. het beste geven. Was het maar zo simpel.

Dat doel voor de ogen bleek al snel 2 heel verschillende paden te bewandelen, met op één pad de biologische ouders en op het andere wij als pleegouders. Ook al had ik mezelf nog zo voorgenomen het niet te doen, ik transformeerde al snel tot een leeuwin die angstvallig haar nieuwe welp beschermde. Achter de hoek loerde een andere leeuwin, die diezelfde welp oh zo graag zelf wou beschermen. De hiërarchie binnen de leeuwengroep was verstoord. Het had een averechts effect op het mooie doel dat we voor ogen hadden.

Op een dag zag deze leeuwin hier het licht. “Laten we de strijdbijl begraven. Wie weet wat zou het geven?” Er kwam een moment waarop de 2 leeuwinnen noodgedwongen een halve dag samen voor de welp moesten zorgen. Met een buik vol stress en een hoofd vol vragen stapte ik ’s morgens vroeg angstig de situatie tegemoet. L. zat moe en hongerig op mijn arm. Ik raapte al mijn moed bij elkaar en vertelde de andere leeuwin hoe ik hoopte dat de welp die dag geen stress zou ervaren. De andere leeuwin keek opgelucht en zei “Ik ook, ik echt ook!”. De dag verliep niet vlekkeloos, het was nog wat zoeken, maar vanaf die dag was alles anders.

Pas toen ik die dag inzag dat de welp gewoon 2 leeuwinnen heeft die samen het beste voor haar willen, ging alles vanzelf beter. Hoe blij mag L. later zijn, want zij heeft niet één mama en papa die haar graag zien, ze heeft er gewoon twee! En allemaal willen we samen het beste voor haar. Wie weet leidt de welp later deze zoekende roedel als leeuwenkoningin?

Waarom vrijwilligerswerk?

Vrijwilligerswerk. Een schoolmuur metsen onder de Afrikaanse zon, lachende baby’s met kroezelhaar verversen naast exotische palmbomen, of schipper mag ik overvaren spelen in Oosterse sferen. Mijn beeld van vrijwilligerswerk als tiener was hoopvol, zeemzoet en deed mij alleen maar meer verlangen naar mijn 18e verjaardag. Maar, ik wou niet zomaar iets doen. Vrijwilligerswerk in het buitenland was voor mijn ouders niet iets waarbij je over één nacht ijs ging. Ik ging te rade bij vrienden, organisaties en uiteindelijk ook mijn lief. En zo kwam het dat ik op mijn 26e in Kenia ben geland. Eén van de betere beslissingen in mijn leven!

Maar, er zijn zoveel “maren” aan vrijwilligerswerk in het buitenland. Het kan een prachtige ervaring zijn en voor mij persoonlijk heeft het heel wat teweeg gebracht. Het is alleszins één van de redenen waarom wij pleegouder zijn geworden. Daarom besloot ik er een stukje over te schrijven.

Vrijwilligerswerk in het buitenland moet een heel bewuste keuze zijn. Eerst en vooral is het heel belangrijk een gegronde keuze te maken of je via een organisatie vrijwilligerswerk doet, of rechtstreeks (via kennissen of familie bijvoorbeeld). Research kan je helpen om zeker te zijn dat het om een ethische organisatie gaat. Daarnaast is het even belangrijk na te denken over de locatie. Waar wil je naartoe? Vrijwilligerswerk hoeft zich zeker niet enkel en alleen te beperken tot ontwikkelingslanden, al is het aanbod er natuurlijk groter. Een derde pijler om over na te denken, is het waarom. Is het voor je persoonlijke verrijking? Kan het werk dat je er als vrijwilliger zal doen even goed door een local worden uitgevoerd, die ervoor kan worden betaald en zo zijn steentje kan bijdragen aan de lokale economie?

Er zijn momenten waarop vrijwilligers meer dan nodig zijn. Bijvoorbeeld om informatie te verspreiden, te sensibiliseren, of om fondsen te werven. Ook kunnen vrijwilligers bijdragen door iets te doen dat anders niet zou gebeuren. Help je iets op poten zetten, of werk je mee aan een project waar locals geen middelen voor hebben en verbetert het hun situatie? Doen!

Vaak worden inzamelacties gehouden om vrijwilligers op weg te helpen richting verre oorden. Ook ik heb op die manier al 2 x geld ingezameld. Alleen heb ik dat geld nooit gebruikt om mijn vliegtickets, of verblijf te betalen. Elke reis kost geld, dus mijn reis richting vrijwilligerswerk, betaalde ik met plezier zelf. Ethischer is om het ingezamelde geld te gebruiken voor de organisatie waar je te werk zal worden gesteld.

Mijn keuze ging naar DCV, een weeshuis in Kenia dat (zoveel mogelijk) zelfvoorzienend werkt. De werking van DCV heeft mij 100% mee in hun verhaal. In het weeshuis is een moestuin en worden geiten en kippen gekweekt. De groenten worden gebruikt om maaltijden op tafel te krijgen voor de kinderen. De kippen en de geiten belanden ook op tafel, vooral voor speciale gelegenheden. Er is ook een atelier waar houten schoolbanken, stoelen, kasten e.d. worden gemaakt. Die worden er verkocht aan scholen of andere instanties. Dit geld gaat rechtstreeks naar het onderhouden van de gebouwen van het weeshuis en naar de werking ervan, onderwijs voor de kinderen en alles wat de kinderen nodig hebben. Uiteraard is dit onvoldoende om rond te komen. Er is een constante zoektocht naar sponsoring. Het is heel makkelijk om een steentje bij te dragen door een eenmalige donatie, of een maandelijkse sponsoring. Neem een kijkje op DCV voor meer info.

Met de inzamelactie haalde ik een hele mooie som op. Ik koos ervoor om het geld op te splitsen. Een heel groot deel heb ik gedoneerd aan het weeshuis, omdat ze het heel goed kunnen gebruiken voor de kinderen. Goed onderwijs, vervoer naar de scholen, schooluniformen, eten & drinken en medische kosten zijn een steeds terugkerende kost waar oplossingen voor moeten worden gezocht. Met het overige geld kocht ik knutselmateriaal voor de kinderen en een groot gezelschapsspel. De 40kg kleren die ik via vrienden en familie had ingezameld, werd onmiddellijk geteld en gesorteerd. Een deel bleef in DCV, de overige kleren gingen naar weeshuizen in de buurt.

Omdat het in Kenia niet zo eenvoudig is om een schoolreis te organiseren, besloot ik het laatste deeltje van het geld te gebruiken om met de kinderen op uitstap te gaan voor een eendaagse safari. Een hele dag op pad in een busje, met chips, cakejes, broodjes en de big five spotten. Het klinkt cliché, maar die kinderen zien genieten was voor mij nog zoveel meer waard dan mezelf trakteren op een luxe uitstap.

In 2016 gingen Roeland en ik terug. Hetzelfde weeshuis, nieuwe activiteiten, een extra lading kleren en dubbel zoveel glimlachende gezichten. We probeerden nog meer van onszelf te geven en hebben onze reis afgerond met een zwemfeestje in ons eigen verblijf. Alle kinderen mochten komen zwemmen! We trakteerden hen op fruitbrochettes en cake. De grootste uitdaging die dag was toen alle kinderen vrolijk in onze douche stonden te springen en onze kamer helemaal hadden ondergespetterd. Maar het was het dweiltje achteraf meer dan waard. Zoals we hier in West-Vlaanderen zeggen: “Mijn gat begint al te schuifelen als ik al die foto’s terugzie.” Ik ben ervan overtuigd dat we nog wel eens in Kenia zullen landen.

Waarom pleegouder worden?

“Hoe ben je erbij gekomen om een pleegkind te nemen?” Die vraag krijg ik bijna wekelijks. Vaak denk ik: “Hoe ben jij erbij gekomen om een kind te krijgen?”, maar ik slik de vraag in. Roeland en ik wisten al op onze tweede date (jaja, meer dan 10 jaar geleden!) dat we kinderen wilden en ik schat dat in datzelfde gesprek zelfs pleegzorg aan bod kwam. Voor ons is kinderen hebben een bewuste keuze. Daarnaast stelden we onszelf de vraag of dit enkel biologische kinderen zouden zijn, of ook pleeg- en / of adoptiekinderen. Toen we onze eerste dochter, O, hadden gekregen, wisten we niet veel later zeker dat er een pleegkindje mocht bijkomen. En zo geschiedde. L kwam erbij.

Je kunt de wereld niet veranderen, maar je kunt wel de wereld van één kind veranderen!

L kreeg bollebeer mee van haar biologische ouders. Nog steeds kan ze niet zonder hem slapen.

Een kind is geen gelukzak als het in pleegzorg of adoptie terechtkomt. Elk kind heeft recht op ouders. Liefst biologische ouders, maar dat lukt niet altijd. Als pleegouder ben je geen redder en al zeker geen wereldverbeteraar. En neen, je kunt de wereld niet veranderen, maar je kunt wel de wereld van één kind veranderen. Opgroeien in een stabiele omgeving, dat is wat een kind nodig heeft. Een instelling is tot op de dag van vandaag, helaas geen plek waar kinderen voldoende rust en stabiliteit vinden.

Zolang er kinderen in instellingen terechtkomen, zo lang zullen wij ons als pleegouder opstellen. Een kind hoort niet thuis in een instelling, maar heeft een familie nodig. Ook al is het niet de biologische familie, het gaat over meer dan een bloedband. Een normale omgeving, het kunnen thuiskomen, je verhaal mogen en durven doen ’s avonds na school (en niet op de kalender moeten tellen tot opvoeder X waarbij je je hart durft luchten, nog eens de avonddienst heeft), een verjaardagsfeestje kunnen geven voor je eigen vriendjes, …

Het kind heeft dus geen geluk dat het in een pleeggezin terechtkomt, het heeft wel geluk dat het opnieuw kansen kan krijgen. Geef het kind dus ook de kans om boos of triest te zijn op jou, omdat het niet bij zijn / haar biologische ouders woont. In een pleeggezin wonen is namelijk geen ideale situatie. Enkel door die angst, frustratie en misschien zelfs woede te erkennen, zal het kind trauma kunnen verwerken en zich verder ontwikkelen. De rest, komt vanzelf (en met héél veel geduld, liefde en boterhammen met choco).